Werkgever is aansprakelijk voor schade van werknemers op een bedrijfsuitje

6 februari 2019 - Een werkgever wil zijn medewerkers tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden uiteraard zo goed mogelijk beschermen. Daartoe is hij zelfs verplicht. Mocht het fout gaan dan is de werkgever in principe aansprakelijk voor arbeidsongevallen die plaatsvinden tijdens de uitoefening van het werk. Maar hoe zit dat met de aansprakelijkheid bij bedrijfsuitjes? Is de werkgever dan ook altijd aansprakelijk voor schade als het fout gaat? Welke rol vervullen de artikelen 7:658 BW en 7:611 BW hierbij?

Werkgeversaansprakelijkheid

Op grond van artikel 7:658 BW is er sprake van aansprakelijkheid als de werkgever heeft nagelaten voldoende zorg te dragen voor de veiligheid van zijn medewerkers. Met andere woorden; er moet gezorgd worden voor een veilige werkplek. Denk aan een schildersbedrijf dat er in ieder geval voor moet zorgen dat haar werknemers op een veilige stellage staan als zij een gebouw aan het schilderen zijn.

Bedrijfsuitje

Hoe zit het met een bedrijfsuitje? Kan het dan ook nog onder de noemer van “tijdens uitoefening van het werk” vallen? Of houdt dat te weinig verband met elkaar om artikel 7:658 BW van toepassing te verklaren? In de rechtspraak heeft men zich hier al een aantal keer over gebogen. Daarin komt naar voren dat dit sterk afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij speelt niet alleen een rol of er voldoende verband bestaat is tussen de gebruikelijke werkzaamheden en het uitje, maar ook of deelname aan het uitje verplicht is en of het belang van het bedrijf wordt gediend door het uitje.

Als voorbeeld een uitspraak van de rechtbank Utrecht ECLI:NL:RBUTR:2012:BY1855 (Speedboat).
De jaarlijkse personeelsdag van een bedrijf bevatte een competitief en een actief gedeelte. Het actieve gedeelte bestond uit het varen met een RIB-speedboot. Tijdens deze vaartocht raakt een werkneemster ernstig gewond. De werkgever wordt door deze werkneemster aansprakelijk gesteld voor de schade. De rechter oordeelde dat er sprake was van werkgeversaansprakelijkheid op basis van 7:658 BW; De personeelsdag diende het bedrijfsbelang en deelname werd door de werknemers als een sociale verplichting ervaren. Dat het actieve programma afweek van de dagelijkse werkzaamheden en op een zaterdag werd georganiseerd, was niet relevant. De werkgever had af moeten zien van de risicovolle speedboottocht of had erop toe moeten zien dat het op een veilige manier georganiseerd werd. Dat was onvoldoende gedaan door de werkgever en daardoor kon de medewerkster letsel oplopen.

Goed werkgeverschap

Is er geen sprake van schending van de bepalingen uit 7:658 BW omdat het ongeval zich heeft voorgedaan buiten de uitoefening van de werkzaamheden? 

Dan kan er mogelijk wel een beroep worden gedaan op artikel 7:611 BW‘ goed werkgeverschap’. Dat kan in situaties waarbij de activiteiten toch enigszins aan het werk gerelateerd zijn. Op basis van 7:611 BW moet de werkgever zich als goed werkgever ten opzichte van zijn werknemers gedragen. Van een goed werkgever mag worden verwacht dat deze de nodige zorg betracht om het risico op schade tot een minimum terug te brengen, de risico’s voor haar rekening te nemen, over de mogelijke gevolgen van deelname te waarschuwen en indien mogelijk een adequate verzekering te sluiten.

Het “rollerskate arrest”  is een voorbeeld van een arrest waarbij dit ter sprake kwam (ECLI:NL:HR:2009:BH1996).
Een werkgever organiseert elk kwartaal na werktijd een ontspanningsactiviteit voor haar medewerkers. De personeelsleden stellen de activiteiten zelf voor en de directeur geeft vervolgens zijn goedkeuring. In dit geval was een workshop dansen op rollerskates het hoofdonderdeel van het feest. Hiervoor werden twee professionele rollerskaters ingehuurd. De les vond plaats in de kantoorhal van de werkgever. Een werkneemster kwam op haar vrije dag speciaal naar het werk en kreeg bij aankomst een paar rolschaatsen uitgereikt. Nog voordat de lessen waren begonnen kwam zij ten val waarbij zij haar linker pols brak.

Deelname aan de workshop was vrijwillig, maar de workshop vond wel plaats in de hal van het kantoor van de werkgever én de werkgever had de activiteit (mede) georganiseerd. Door deze samenhang tussen de workshop en het werk oordeelde de rechter dat er voor de werkgever een zorg- en preventieplicht gold. De rechter achtte de werkgever aansprakelijk op grond van artikel 7:611 BW, omdat deze had nagelaten de benodigde veiligheidsmaatregelen te treffen ter voorkoming van schade aan de werknemers. Zo moet een werkgever, als er risico's aan een bedrijfsactiviteit zijn verbonden, altijd nagaan of hij voor die risico's een (collectieve) verzekering had kunnen afsluiten en moet er voldoende gewaarschuwd worden over het risico en de mogelijke gevolgen. Dat was niet voldoende gebeurd.

Feit of Fabel

Het begrip werkgeversaansprakelijkheid moet ruim worden uitgelegd, waardoor de werkgever in beginsel aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die ten gevolge van een bedrijfsuitje is geleden. Maar de werkgeversaansprakelijkheid is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De verplichting tot deelname, en in hoeverre het toch werk gerelateerd is spelen daarbij een grote rol. Een uitje om de teamspirit te verbeteren zal bijvoorbeeld al snel als werk gerelateerd worden gezien conform artikel 7:658 BW. Maar een uitje waarbij de deelname niet verplicht is in het weekend plaats vindt kan buiten de werking van dat artikel vallen. Daarnaast kan de aansprakelijkheid voor schade door een bedrijfsuitje dus ook nog onder de werking van artikel 7:611 BW vallen. Dus een medewerker die schade oploopt bij een bedrijfsuitje maakt in principe een goede kans om zijn schade te verhalen op zijn werkgever.

Auteur

Willem Jonkman, Senior specialist verzekeringstechniek

Willem Jonkman