De Tweede Kamer vat de wetswijziging als volgt samen:
“Dit wetsvoorstel wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en regelt dat aan huurders van ligplaatsen voor woonboten een gelijkwaardige huurbescherming wordt toegekend als aan huurders van woningen op de wal. Daartoe wordt voorgesteld om de overeenkomst tot huur van een ligplaats als huur van woonruimte te zien, te regelen dat koop geen huur «breekt», het huren van een ligplaats te beschermen tegen opzegging, te regelen dat bij overlijden van de huurder van een ligplaats de huur van de ligplaats overgaat op de erfgenamen en dat bij verkoop van de woonboot de nieuwe eigenaar van de woonboot ook de huur van de ligplaats over kan nemen.”
Kortom, op het moment dat deze wijziging in werking treedt, zal het wettelijke huurregime voor woonruimte ook van toepassing zijn op de huur van ligplaatsen. Dus als de verhuurder bijvoorbeeld een huurovereenkomst voor een ligplaats van een woonboot wil opzeggen, kan dat slechts in het geval sprake is van een wettelijke opzeggrond. Dit houdt in dat een verhuurder niet zomaar meer de desbetreffende overeenkomst zal kunnen opzeggen doch slechts in de gevallen zoals geformuleerd in de wet. In de wet staan maar een paar opzeggronden geformuleerd (zoals bijvoorbeeld het geval dat de verhuurder de ligplaats dringend nodig heeft voor eigen gebruik) en dus zal het in de toekomst (veel) lastiger zijn voor de verhuurder van een ligplaats om de overeenkomst op te zeggen.
Overigens valt de woonboot zelf niet onder het wettelijke huurregime. Enkel de ligplaats. Dit heeft tot gevolg dat de verhuurder van een woonboot niet gebonden is aan de wettelijke opzeggronden als hij de huurovereenkomst die die betrekking heeft op een woonboot, wil opzeggen. Voor hem is het dan ook makkelijker (dan voor de verhuurder van een ligplaats) om de desbetreffende huurovereenkomst op te zeggen.
Deze wetswijziging is 1 juli 2022 in werking getreden. Dat moment moet nog bekend worden gemaakt. Het wetsvoorstel heeft overigens jaren op de plank gelegen. In 2016 werd het wetsvoorstel al op internet gepubliceerd en toen kon daarop gereageerd worden. Het duurde vervolgens tot 6 maart 2020 voordat het ter behandeling bij de Tweede Kamer werd ingediend. De zorgen omtrent COVID-19 en een demissionair kabinet hebben er vermoedelijk voor gezorgd dat de behandeling van het wetsvoorstel stil heeft gelegen van medio 2020 tot begin 2022. Daarna is de behandeling in de Tweede Kamer snel gegaan en heeft de Eerste Kamer de wetswijziging zelfs binnen drie weken als hamerstuk aangenomen.
Relevant is tot slot nog dat een overgangsperiode van twee jaar zal worden gehanteerd, wat betekent dat de huurbescherming voor lopende huurovereenkomsten inzake ligplaatsen pas na twee jaar zal gelden.
Auteur
Alessandra Oving, Advocaat Vastgoed & Beroepsaansprakelijkheid